Vliegen (Brachycera) en muggen
(Nematocera) vormen samen de orde Diptera . Muggen hebben vaak
lange, draadvormige antennes met veel leden, de vliegen hebben korte
antennes met meestal drie leden plus een borstel. Vliegen en
muggen hebben maar één paar vleugels, het achterste paar is
omgevormd tot een paar evenwichtsorgaantjes, de haltertjes. Veel
Diptera soorten zijn uitstekende vliegers.
Vliegen en muggen zijn holometabool: er is een
popstadium. Biotoop en leefwijze van imago en larve kan totaal
verschillend zijn.
Vliegen en muggen vormen één van de grootste
orden binnen de insecten. Alleen in Nederland komen al ongeveer 5000
verschillende soorten voor. Er is een grote verscheidenheid in
leefomgeving en leefwijze bij zowel de volwassen dieren als de larven.
Rovers, vegetariers, parasieten: het komt allemaal voor binnen deze
orde.
De familie van de zweefvliegen ( Syrphidae ) is
in Nederland het best onderzocht en beschreven (zie onder "andere websites
en boeken"). Zweefvliegen zijn vaak opvallend gekleurd.
Veel soorten doen aan mimicry (nabootsing): ze lijken op wespen, bijen
of hommels. De bedoeling hiervan is om belagers af te schrikken, die
denken met een angeldragend insect van doen te hebben. Een belangrijk
kenmerk van de zweefvliegen is de zgn. blinde ader in de vleugel, een
ader die los in de vleugel ligt, zie pijl in de figuur. De
vleugeladering wordt ook gebruikt in het onderscheiden van
verschillende genera binnen de familie.
Zweefvliegen danken hun naam aan het vermogen om schijnbaar stil in de
lucht te hangen, in werkelijkheid hebben ze tijdens het "hangen"
een zeer snelle vleugelslag.
|