Hét kenmerk voor de Hemiptera is het bezit van stekende
monddelen, als van een injectienaald. Hiermee worden sappen uit planten
of dieren gezogen. Deze orde is hemimetabool: er is geen pop, uit
de jonge nimfen ontwikkelt zich geleidelijk het volwassen insect.
De orde valt uiteen in twee morfologisch nogal verschillende subordes:
Heteroptera: Dit zijn de wantsen. De
wantsen hebben voorvleugels, waarvan het basale deel leer-
of hoornachtig is en de rest vliezig.
Homoptera: dit is een minder éénduidige groep en
omvat o.a. andere de cicaden, blad- en schildluizen. De vleugels zijn
vaak als een dakje over het lichaam gevouwen en kunnen of vliezig of
hoornachtig zijn.
|