Er zit een insect in
mijn tuin!
In elke tuin komen talloze insecten voor, maar wat doen
die beestjes daar toch? Als tuinier ben je al gauw geneigd vooral
aandacht te schenken aan insecten die schade toebrengen aan je planten.
Bladluizen, schildluizen, rupsen: je bent ze liever kwijt dan rijk. En
zo komen de insecten aan hun slechte naam.
En dat is jammer, want veel insecten vervullen een
nuttige functie in de tuin. Ze bestuiven de bloemen, zijn voedsel
voor al die zingende vogels in en rondom de tuin en eten zelf weer
lastige andere insecten als bladluizen. Kortom, ook in de tuin heeft
elk beestje zijn plaats in de kringloop van het leven. Zonder
insecten zou het leven al gauw onmogelijk worden.
Hoogste tijd dus om eens wat beter naar deze
beestjes te gaan kijken. En kijken naar insecten is leuk, want vaak
zijn ze erg mooi. Vlinders zijn daar natuurlijk een goed voorbeeld van,
maar ook andere insecten zijn de moeite van het bekijken meer dan
waard. En dat bekijken leidt dan al gauw tot de volgende vraag:
Maar eh... is het wel
een insect?
Om maar eens iets te noemen: spinnen, hooiwagens,
pissebedden, duizendpoten, regenwormen zijn allemaal geen insecten.
Oorwormen wel!
We beginnen met een klein beetje systematiek. Het dierenrijk is
opgesplitst in hiërarchisch geordende eenheden:
rijk -> stam -> klasse -> orde -> familie -> geslacht
-> soort.
De insecten vormen een klasse binnen de stam van de
geleedpotigen (arthropoda).
Enkele belangrijk kenmerken van insecten:
- Lichaamsbouw: kop, borststuk, achterlijf.
- Aan het borststuk zitten zes (drie paar) poten.
Spinnen hebben acht poten en behoren tot een andere klasse: de
spinachtigen (arachnida).
- Insecten hebben samengestelde ogen: de ogen zijn
opgebouwd uit een heleboel zeshoekjes, die in elkaar passen. Daarnaast
zitten er vaak boven op de kop nog een paar enkelvoudige puntoogjes (
ocellen).
- Volwassen insecten hebben meestal één of twee paar
vleugels.
Er zijn ca. 25 insectenordes. De wetenschappelijke naam
van deze ordes eindigt bijna altijd op "ptera", dat is Grieks voor
"vleugels". Het eerste deel van het woord geeft dan vaak een eigenschap
van die vleugels aan. Misschien aardig om te weten dat
wetenschappelijke naamgeving in de biosystematiek een soort
potjeslatijn is: er worden zowel Griekse als Latijnse woorden gebruikt.
Insecten ondergaan gedurende hun leven een
gedaanteverwisseling of metamorfose. Bij sommige groepen is deze
volledig (holometabool), bijv. vliegen en vlinders: uit het ei komt een
made of larve, bij vlinders rupsen genoemd, die helemaal niet lijkt op
het volwassen dier. Als de larve na meerdere vervellingen volgroeid is
volgt een inactief popstadium. Hier komt na verloop van tijd het
volwassen insect, imago genoemd, uit tevoorschijn. Er zijn ook groepen,
bijv. wantsen en sprinkhanen, waar het jonge dier al min of meer op het
volwassen insect lijkt. De vleugels zijn al als stompjes aanwezig en
het dier verandert geleidelijk na meerdere vervellingen in het
volwassen insect. Er is geen popstadium. Dit wordt een onvolledige
gedaanteverwisseling genoemd (hemimetabool).
Het onvolwassen stadium, de larve, made of nimf, is het
stadium van de groei: er wordt vooral gegeten. Het volwassen insect eet
meestal weinig en is vooral gericht op de voorplanting. De levensduur
van het volwassen insect is over het algemeen veel korter dan die van
het jeugdstadium.
Op
de volgende pagina's passeren insecten uit de
verschillende ordes de revue. Ook enkele groepen die niet tot de
insecten behoren komen aan bod: spinnen, hooiwagens en een
verzamelgroep "overige ongewervelden".
|